Info

Nu de lente uit z’n knoppen barst, bomen bloesemen, nu moet ik eruit. Weeral ademhalen. Gisterenavond. Geen haar op m’n hoofd die eraan dacht om thuis te gaan hokken.
Koortsachtig zocht ik na m’n werk twee blikjes zoete mais en toog naar het parkwatertje achter m’n appartement in Mechelen.
Twee karpervissers gingen juist weg, én ze hadden niks gevangen. Eigenaardig want dit water barst van brasems en kolkt van karper. Ik mocht en wilde het vanavond beleven. Twintig centimeter uit het kantje stond m’n pennetje op z’n scherpst. Ben, die op bezoek kwam, had zelfs wat moeite om het te zien, zei hij (ach, de jeugd hé!). Maar, ‘t enige die deze avond m’n pen ondertrok was brasem. En ze deden het kalmpjes aan. Geen zelfmoordpogingen zoals ik het hier al veel meegemaakt heb. Ze waren erg voorzichtig. Dus, ik had een brasem of vier, en geen karper. Die lagen in het midden van het plasje, in de laatse zonnestralen…
Eigenlijk, dacht ik, had ik beter met hondebrokjes aan de oppervlakte kunnen… ach ja, dat is misschien iets voor donderdagavond…
In het donker, vond Ben dat het ongeveer tijd was voor een doorspoelertje, en we trommelden Gunther op via de moderne communicatiemidelen, met de fiere melding dat ik net de machtige oude ‘Pompier’ op de kant had gelegd en we het wapenfeit gingen vieren in Café Het Anker, met uitzicht op de stek waar ik ooit dat superseizoen vistte. De Pompier, daar geloofde hij geen snars van, maar dat koele pintje had een aantrekkingskracht op ‘m, amai, net zoals een karper met veel genoegen in een bedje hennep&maples duikt. Geslaagde avond zonder vis.

Een mooie vis uit het superseizoen: de Warrelschub.

Comments

No comments yet.

Leave a Reply