Info

Posts uit Nostalgie

Vind hier net een aantal roughs terug, van toen ik nog in de reclame werkte. Dertig jaar geleden gemaakt, ik weet niet waarom ik nu niet meer teken…

Ik had zondag een polderdag gepland met Mathis en Vincent en stelde dit met pijn in mijn hart uit. Zo koud en guur, kansloos. De collega’s van Robbyfish gingen wat streetfishen in Antwerpen en ik besloot daar maar even langs te gaan. Gezellig was het, én spekglad. Hier en daar wisten we -met veel moeite- een snoekbaarsje te vangen. De aprés-fish in De Batavier was minstens zo geslaagd!
Dinsdag was het weer veel beter en kon ik op weg met Fons. De boot stond op orde, het weer beloofde zelfs wat zon. Door de ijzel onder de boot kon ik hem ‘s morgens moeilijk aanpikken en er ging één en ander tricky met de trailerhaak waardoor ik bijna een uur te laat op afspraak kwam. Maar, niet geklaagd, vissen zouden we! De allerlaatste keer voor 2015. Traileren ging tegen verwachting gemakkelijk, ik had het ergste verwacht in deze ijzige omstandigheden…
Fons nam (zoals altijd) onmiddellijk een flinke voorsprong terwijl ik helemaal geen beet kreeg. Alle actie kwam van ongeveer 7,5 à 8,5 meter diepte, op shadjes met een schoepstaartje. We kamden de eerste stek helemaal uit om te besluiten dat we toch beter ander oorden opzochten. De volgende stek liet een lange mooi gecontroleerde drift toe. Meestal volg ik dan een pad van vroegere waypoints. Dat sloeg aan en ik raakte vlot in de beet terwijl Fons het nu wat moeilijker had. En kijk, er kwam zowaar een mooie tussendoor. Een prachtige 77cm, zonder enige beschadiging! Die maakte m’n dag al goed, voorzover die al niet geslaagd was door het zonnige weer. Wat verderop tikte ik tegen een richeltje op 8 meter diepte een andere topper aan… Ik raakte wat in de stress toen deze bovenkwam en ging koortsachtig op zoek naar m’n schepnetje die ik sedert het verspelen van m’n vorige grote baars altijd aan boord heb. De topper gleed zonder probleem het net in en we kraaiden van plezier! Deze dikkerd moest wel m’n nieuwe personal best zijn. Dat was hij ook! 51 cm, netjes gemeten. Meteen ook de grootste baars die Fons ooit zag. Deze nemen ze me niet meer af. Na enkele eerlijke foto’s -geen in-de-lens-duwers dus- zwom ze gezwind de diepte in… Heerlijk!
We breidden er nog een aantal snoekbaarzen achteraan maar rond 3 uur viel het helemaal stil. Als met een mes doorgesneden.
Voor de schemering stond de boot al terug op de trailer en blikten we terug op een korte geslaagde dag. 22 vissen en een schitterende laatste visdag voor 2014 beleefd! Op naar 2015!




_1080357_small

Een aantal wateren in België hebben zwaar te lijden onder een uitzetting nieuwe karper door een Belgische viskweker, november vorig jaar. Het is niet de bedoeling om hier mee een discussie over het welles/nietes van uitzettingen uit te lokken maar als een bestand sterft raakt het je als visser diep. Er zou best een aantal garanties mogen komen. Ik hoop dat de getroffen clubs niet in de kou blijven staan…
Zo ook op het Fort van Sint-Katelijne waar ik een paar jaar met véél plezier gevist heb. Ze zijn er bijna allemaal niet meer…

Er was een tijd dat grote vissen niet zo dik zwommen. Men praatte over een paar illustere grote Belgische vissen. Stilletjes aan doken er meer op. Dit was er één van.
Waar het opkuisen van een doos oude foto’s wel goed voor is. Pure nostalgie. Dat stom gekapte kopje en die semi-modieuze bril. De dementie houdt me tegen en het enige wat ik me van deze vangst nog herinner is dat ik ‘s morgens voor het werk met de throwing stick een paar kilo bollen zo geconcentreerd mogelijk had weg geknald, op afstand. ‘s Avonds laat (u kent het wel, héél laat) zou ik het een nacht uitzitten en deze schub kwam mij ondertussen een bezoekje brengen. Missie best geslaagd. Pa mocht deze vis vereeuwigen en omdat ze zo lelijk was van het afpaaien verdwenen de helaas onscherpe foto’s in de vergeetdoos.
En dan wordt je ouder en word je wel eens nostalgisch. Ik zie dit beeld vooreerst terug en ik herken dat beest. Dit kon wel eens de Grote Schub zijn. Een belangrijke vis uit het Land van Ghow. Een vis die er gemiddeld één keer per jaar uitkwam. Op de nauwkeurige lijstjes die Alijn bijhield over bepaalde vissen ontbrak één jaartal, zag ik ergens in een oud VBK-magazine. De vis was dat jaar dus de dans ontsprongen. Als ik me niet vergis was het 1994. Tot ik de bewuste foto herken en het lijstje volledig maak. Ik weet het, het is lulkoek om een lijstje te kunnen vervolledigen. Wat heeft het voor zin? Tja, want deze vis is reeds lang geleden gestorven. Was ook een beste topper, ik geloof dat ze later meer dan 26 kilo gewogen heeft… Ik wenste dat ik terug kon spoelen, terug in de tijd, nog een leven voor me, en daar nog een koude vochtige nacht doorbrengen samen met deze historische vissen…

grote ghow schub

Wintertijd is ook terugkijktijd. Melancholie naar lang vervlogen tijden. Toen de rug nog geen pijn deed en er energie door je aderen stroomde en niet zomaar gewoon bloed. Alles was nieuw, iedere stek was zelf uit uit te zoeken, niets was herkauwd of heruitgevonden. Boilie-ingrediënten moesten getest worden of je daar wel iets mee kon aanvangen, je haalde het niet van internet. De eerste boilies. Het was trouvit en melasse tijdperk troef. De eerste periode van sardineolie en grote hoeveelheden zout. Als je toen over Seafood sprak had je het over één product en niet over tientallen. Ik hield van het vissige zoute. Ik meen me ook te herinneren dat ik grote fan was van Regular Sense Appeal. Wat later begon ik ‘s winters met Kemp’s Pink Zink en Hutchinsons’ Cream op ethylalcohol-basis op een birdfood. Daar kon je niet afblijven. Phil Cottenier en Patrick Bauwens aten eens m’n zakje 14 mm bolletjes op, op een paar na. Je wist wat er in die bollen zat, dus je kon er van eten. Nu is dat wel even anders. Men koopt z’n vertrouwen in een aas op basis van vangstfoto’s…
Als ik deze oude foto’s terugbekijk halen de verhalen me in, hoeveel tijd heb ik bij wijze van voorbeeld tusssen pakweg m’n zeventiende en dertigste verdaan aan de oevers van het Kanaal Kortrijk Bossuit. Weinig foto’s herinneren hieraan. Maar gelukkig was de geest nog helder.

Kanaal Kortrijk Bossuit

Uit tijden van ‘oud’ hengelsportmateriaal, de eerste generaties Optonics mét opgeschroefde oortjes en behoorlijk lek, de eerste Phantoms van DeZutter in Genk, 40 grams zelfgemaakte zware staafwakers en zwart tubelood. 90 grams tubelood om niet in de war te gooien… Vandaag lijkt dat tubelood nog het meest gedateerd. Kan je dat geloven dat er toen nog maar één rod pod bestond? Die van DeZutter. Nu moet je gestudeerd hebben om te weten welke hengelsteunen je moet kopen. Die Optonics heb ik uiteindelijk moeten vervangen en het moet gezegd: het klinkt uit die dingetjes van Fox niet zo lekker, ik mis ook het verweerde van die oude dingen, vismateriaal moet geleefd hebben.
Man, en die dagen in de modder aan Du Der waren fantastisch… maar slopend. Langs de overkant zat Kevin Maddocks zijn video op te nemen over Du Der… Wat een vis werd er toen gevangen op dit maagdelijke water… Ze stonden aan te schuiven. Ook de vissers.

Vele jaren geleden alweer, toen ik helemaaal geobsedeerd was door het karpervissen, toen groter water nog helemaal onbegrijpelijk was en toen 12 kilo boilies maken op één avond wel erg veel was. Toch leuk om hier geregeld eens naar terug te denken… Deze foto is genomen op de openingsdag aan het Land van Ghow… ik geloof dat dat 21 maart was? Het eerste jaar dat ik er viste. Net van school af, aan het werk, 23 jaar en vol vuur over deze grote -deels- onbereikbare vissen. Och god, een vis van 10 kilo was best groot, een 13 kilo mega en een 15kilo, dat waren al werkelijke toppers. Die grenzen zouden dat jaar flink verlegd worden, een topvis was dan zo rond de 19 kilo! Wat een verschil bij nu… Maar, het waren heerlijke tijden en het is zoals Luc De Baets het zei. Zo spannend maken ze het nu niet meer mee.
Om de dag van de opening niet te missen waren we ‘s nachts al erg vroeg aan het water. Van ‘s avonds eigenlijk, moet ik toegeven. We hadden geen idee wat we konden verwachten en omdat we er toch waren slingerden we onze 90grams loden richting onzichtbare horizon, onze zogezegde vismeelbollen op de hair. We zorgden dat de zes hengels goed verspreid in waaiervorm lagen, sloegen er een paar bolletjes heen en kropen onder onze (te kleine) paraplu. Die nacht was erg fris voor de tijd van het jaar maar vanaf morgen zouden we het wel uitzoeken. Maar ‘s nachts liep er al eentje met mijn aas weg. We waren gestart. Klein, dat wel, maar erg mooi en welkom. Pure nostalgie van twintig jaar geleden…

Ik zag net op Totalfishing.nl dat Ivo de kaap van de 200 verslagen voorbij is. Dat is heel wat en om het iedere week op te brengen om een verhaal te schrijven vraagt een zekere discipline. Het lijkt in ieder geval eenvoudiger dan het werkelijk is. Het leek me leuk om eens na te zien hoeveel ik er ondertussen heb, niet dat het me een zier uitmaakt. En wel verdorie, deze post is de 250ste en daar sta ik zelf een beetje versteld van! Hoe gaan we dit vieren… wel… morgen ga ik gewoon vissen en schrijf ik lekker terug een nieuw verhaaltje!…

Jaren geleden zie ik in Walsort in de buurt van Dinant een affiche hangen voor een hengelsportbrocantebeurs (ik weet niet eens hoe je dat schrijft!). We waren op vakantie in de Ardennen en dan is dit soort uitstapjes leuk meegenomen. Zoals ik het had verwacht was het geen beurs voor echte verzamelaar, het was een hoop rommel, wat betere rommel en hier en daar wat leuks. Toffe molens, maar niet voor m’n budget. Maar, onder deze tenten op het parkeerterrein van Walsort, spatte de folklore er van af. Uiterst gezellig zijn dit soort evenementen, ik kan daar enorm van genieten. Ik had nochtans niet veel geld uit te geven (nooit zo geweest trouwens…).
Aan het laatste kraampje zat een stokoud mannetje me met z’n dichtgepriemde oogjes, tranend en half duttend aan te kijken. Geruit kostuumpje, een beetje verlopen grijs, vergane glorie.
Waarschijnlijk had hij nog niet veel verkocht, het was ook niet echt de moeite wat er lag.
Maar toen viel m’n oog op onderstaand rieten mini mandje. Plompverloren tussen de rommel op dit marktje. Ik ben nogal gevoelig aan dit soort dingen, spullen die geleefd hebben…
Ik nam het vast en het mannetje veerde recht, zij het wat moeizaam.
De onderkant was kapot, maar het was toch een klein leuk tasje, zo’n 18 centimeter breed. Ik moest het hebben. Hoeveel kostte dat alweer? Oei, toch redelijk wat. Marleen keek me aan en wist toch al wat ik ging doen.
Toen het mannetje het mandje in een versleten plastic zakje schoof sprak hij me plots aan. Hij had het mandje zelf gevlochten en beschilderd voor z’n zoontje, toen die nog klein was. Ze vistten samen langs de Maas in Wallonië.
Nu, jaren later, zat hij hier z’n hengelspulletjes te verkopen.. z’n zoon was reeds lang geleden gestorven, en de gezondheid was niet meer van dien aard dat hij zelf nog kon vissen…
Of het waar was of niet, ik werd gepakt toen ik dit aanschouwelijke verhaal hoorde en was enorm blij dat ik weer eens iets met een verhaal op de kop had getikt. Zelf vulde het hem met blijdschap, dat iemand hiervoor belangstelling had. Ik zei hem dat ik het ging koesteren, iets wat ik ook doe.
Het was vergane glorie, langs de Maas…


Een klein mandje… een groot leven…

Tijd voor een beetje nostalgie. Bijna twintig jaar geleden, op het moment dat ik onderstaande oude welbekende klepper ving uit Het Land van Ghow, had ik ook een stek lopen aan het Kanaal Kortrijk-Bossuit. Dicht bij huis dus, aan ‘Het Hol’ in Stasegem. Een mooi stekje in een flauw bochtje tussen het riet, een stekje die nu al jaren verdwenen is onder beton en herstructurering. Een ringweg rond Zwevegem zal deze plek binnenkort voorgoed begraven. Nog een herinnering aan m’n jeugd minder. Maar goed, dit plekje had iets speciaals, ook al was het maar omdat ik er ooit tijdens een ochtendlijke wandeling een drenkelinge vond. Niet bestand tegen zo’n kleurrijke aanblik ging ik er zelfs gezondheidsgewijs een paar weken onderdoor. De vrouw was een hele goede vriendin van m’n ouders, wat het verhaal nog schokkender maakte. Het leven was haar te zwaar geworden. Deze plek had dus een verhaal, én, ik had er sinds m’n jeugd al gepeurd, gepickerd, op paling gevist, met de matchhengel aan de slag geweest, enfin, het was één van onze populaire en goede stekken en nu zat ik er ook de karpers achterna. Nog niet het minst omdat er onder water een interessant richeltje lag, dat met een mooi onderhands worpje gemakkelijk te bereiken was. Karpers zwommen dit richeltje af als ze het talud van rechts opkwamen. Zo nu en dan kon ik er een karper vangen want het bestand was naar ons idee toen niet zo groot. Een dertiger was een Utopie…
Op een warme zomeravond liep ik op deze erg donkere stek af om wat te voeren. Een dagelijks terugkerend tafereel. Zes dagen weinig voeren, één dag afromen. Aalten ‘avant la lettre’, maar dan iets beter. Dat driedagengedoe vond ik maar niks, iedere avond voeren werkte gewoon beter op lange termijn. Ik kon dat donkere weggetje wel blindelings lopen (want je zag er toch geen steek) en nam zoals altijd het derde gaatje in de rietkraag. Een paar stappen verder en ik kon m’n ene voet op de oeverbalk zetten. Enkele meter verder moesten de balletjes te water plonsen, richting richel. Twee worpjes en ik voelde iets… er was iets…
Iedere visser kent hét gevoel, de dreiging van iets rondom je, wat je niet kent… niet ziet…
De rillingen liepen omhoog over m’n rug… Ik keek rond maar zag niks…
Ach, er was niemand, gewoon niemand, Geert…

Maar toen keek ik naar beneden… en verdorie, pal tussen m’n benen in lag een jong koppeltje, héél bloot en nogal op elkaar (dat kon ik wél zien). Zelfs in het donker was het bijzonder duidelijk wat ze daar aan ‘t doen waren. En ik stond tussen hun benen! Ze waren doodsbang (maar eigelijk was het bijzonder grappig). Het enige wat ik geschrokken kon uitbrengen was: “Hallo, ge moe nie vershietn, ik komme ier iedern dah é betje voer in ‘t wotter smittn veur op min karpers te visn… verstojt?”
Ze gaven geen krimp, want zo erg duidelijk was m’n uitleg (voor een leek) nu ook weer niet. Ik gooide de rest van de boilies op de stek, dit kon ik niet nalaten want gevoerd moest er! Ik excuseerde me nog eens, en nog eens, en verdween toen als een karpervisser in de nacht, in de richting van waar ik uit het niets was opgedoken…
De avond nadien, op m’n zomerse visavond, kon ik hun verdwaalde rubber opruimen… De stek was verstoord én het gat in het riet wat groter…

Ik heb afstand genomen van m’n trouwe vissloefen. Ik kan me niet herinneren dat ik er ooit andere heb gehad om te vissen. Ze stonden aan m’n shelter toen ik met Phil in het zuiden van Frankrijk zat te karperen, ze zaten aan m’n voeten toen ik die duizenden kunstvliegen heb gebonden, ik had ze bij tijdens ‘t vissen in Slovenië en Canada, Ierland en nog zo veel plaatsen meer. Ook in Zuid-Afrika, Gambia en Gabon waren ze van de partij. Ze hebben zelfs Luc’s tarpon van 2 meter 20 meegemaakt… en talloze voor die tijd prachtige en grote karpers… Ik droeg ze tijdens het bootvissen op het Indiana-meer, ach, de lijst is eindeloos.
Vandaag heb ik ze, afgesleten en vol gaten, met een weinig weemoed in de vuilniszak gestopt. Ik kon het niet laten om er een foto van te nemen. Ik weet het, wat een nostalgie, maar wat een herinneringen hangen aan dat schoeisel vast!…

Toen ik nog op het Land Van Ghow viste, de Gavers in Harelbeke, had ik een jaar een stekje aan het achtereind van de 65 hectare grote plas. Ik beviste toen een richel die, evenwijdig aan de oever, een eind uit uit de kant lag. Het moest wel een mooie worp zijn om er te kunnen vissen. Net na het ondiepe plateau in de eigen oever liep het steil af, een diep gat dat niet bevisbaar was. Alle visserij werd dus geconcentreerd op grote afstand. Het liep er niet zo vlot met de actie en één van de redenen was dat ik buren had die de aanzwemroute van de karpers danig wisten te blokkeren (met voeren, wat dacht je?). Ik moest dus vissen als zij er niet waren/voerden en dat was in mijn geval en werksituatie niet gemakkelijk.
Maar goed, één bepaalde week wilde ik eens de respons op tijgernoten proberen, dat was toen nieuw voor mij op deze plas. Op maandag, dinsdag, woensdag en donderdagavond werden er met de télé wat noten en boilies in het rond gestrooid op de richel. De boilies voor het geval dat… en het nodige vertrouwen.
Donderdagavond was traditioneel wieropruimavond. Een hark aan een lang touw voldeed
best. En als je ‘t Land van Ghow kent weet je dat dit een avondje Werken was, enkel en alleen om je stek voor de volgende avond open te hebben. De week nadien stond alles terug potdicht gegroeid. Wier, wier en nog eens wier.
Maar dan, op vrijdagavond (én visavond dus), waaide en brulde het als een Texaanse tornado! Ik had de wind vlak in ‘t gezicht. Op zich is dat natuurlijk fantastisch visweer, als visser word je immers herboren met zo’n wind, ware het niet dat ik niet bij m’n stek kon. M’n lood kwam zo terug gewaaid in de felle windstoten, het was te ver. Uitvaren met de télé was ook uit den boze. Alhoewel de boot beter was dan al wat nu op de markt verkrijgbaar is voor het grote werk, ik kon er niet mee varen. Ik kon dus niet behoorlijk vissen maar ik wist dat ik er alleen ging zijn, dus de vissen konden m’n stek aandoen. Het was een kans.
Dus slingerde ik uiteindelijk drie aasjes richting horizon, zo ver ik kon. Ik kon die horizon niet eens zien… Ik verwachtte niks, maar was er nu toch, en ‘k wist dat ik bij veel lawaai toch erg goed sliep.
Bijvoeren was niet mogelijk, de boilies die ik met de werppijp wegsloeg kwamen op de wind terugzeilen.
Maar, het duurde niet eens lang, of ik kreeg al beet op links. Ik was aangenaam verrast toen ik de vis geland kreeg, het was dus geen moeite voor niks geweest. Al lang vergeten hoe groot die karper was maar het was de eerste van 8 runs op die ene hengel, die beaasd was met een tijgernootje. De noot zag er na het terugzetten van de vis telkens nog best uit, ze bleef er dus aan en ik slingerde de rig terug het donker in. Door het gieren van de wind kon ik niet eens horen waar m’n lood landde. Voelen hoe diep het er was lukte ook al niet. Het was roeren in dikke soep met een slappe boterham. Maar ‘t werkte… die ene rig lag blijkbaar ergens op een plek waar bijzonder veel vis passeerde. Dat die het ene tijgernootje vonden was al helemaal super want de andere hengels bleven tot de dag nadien onaangeroerd.
Kort, tegen de morgen aan had ik zes vissen geland en was er twee kwijt in het vele wier wat links en rechts van m’n stek stond. De grootste vis was ergens net onder de vijftien kilo, meen ik me te herinneren.
Doorweekt en uitgewaaid gebruikte ik de zelfontspanner voor een wazige herinnering. Ik keek dus terug op een formidabele nacht… maar het plekje waar ik al die vissen gehaakt heb is nooit teruggevonden, laat staan dat ik wist waar het lag…

– Op verzoek van Luc De Baets is dit stukje ook gepubliceerd in de eerste herdruk van het boek ‘De Dunne Lijn’, wat ik een hele eer vond –

Ergens midden jaren ’90 werd ik lid van de Eendenmeervissers. Het Eendenmeer lag vlak bij Heusden, waar ik toen woonde. Ik zal er ooit Luc Reygaert vliegvissen met z’n karakteristieke witte streamers, hij was vriendelijk en aimabel, en ik was verkocht aan het werpen. Ik heb er veel geleerd, vrienden gemaakt, maar de sfeer en omgang met het nogal stroeve bestuur was soms niet alles.
Na onenigheid met ‘t bestuur startten een aantal vliegvissers een nieuwe club op, The Royal Coachmen. Naar het beroemde klassieke vliegje met de zelfde naam. Leo, duivel doe het al op z’n respectabele leeftijd, vond zelfs een meer voor de club, en de nodige mooie forellen werden uitgezet. Het werd een succes en een nieuwe club was een feit.
Ik heb er jaren héél veel plezier gehad, zowel met de vrienden, als met het vissen. Al gauw lagen er een aantal boten waarin we zelf geinvesteerd hadden, en van waaruit het comfortabel vissen was. Ik ben pas uit de club vertrokken toen ik in Mechelen ging wonen en de afstanden er een beetje teveel aan werden.
Spijtig genoeg zijn een aantal mensen van deze sympathieke bende al niet meer onder ons. Leo, ik vergeet je nooit, toen je op mijn kamer aan de Kyll in Duitsland lag te snurken als een os, na het vangen van de nodige forellen! Je had veel te vertellen, veel meegemaakt, en was altijd enthousiast… Lukske, stil en man van ‘t goe leven, ‘jaloers’ op de kleine vliegjes die we strikten, maar die hij zelf niet zo best kon zien. Altijd goe compagnie. En Daniël, de man met de fijne vingertjes die de perfectie nastreefden, die een rivier kon lezen al waren het de ogen van z’n vrouw, die mij het vliegbinden bijbracht en me leerde hoe je een rivier hoort aan te pakken. ‘t Is al lang geleden, dat je wegviel, maar je hulp werd erg gewaardeerd en is nog altijd gekoesterd.
Zo zijn er ook een aantal mensen in m’n erg directe omgeving die de druk van het leven niet meer aankonden en er bewust uitstapten. Teveel mensen…
En dus, zo sta ik vanmorgen weer eens stil bij mijn eigen kleine eindigheid, en hoe vlug het allemaal gaat. En daaruit put ik de hoop om eindelijk weer ‘s aan ‘t vissen te gaan…

Mijn hele hebben en houden verdwijnt in kartonnen dozen. Tijdens het opruimen voor m’n verhuis vond ik deze foto terug. En dan komen herinneringen boven. Tja, absoluut één van de gaafste karpers die ik ooit mocht fotograferen…
Tim Troost, want zo heette die vriendelijke Nederlandse kerel, hadden we ontmoet tijdens de begindagen aan Lac Du Der. Hij had die week een aantal leuke vissen gevangen, maar deze spande echt de kroon. Echter een niet zo typische vis voor dat meer, al zeg ik het zelf, want meestal zijn het ginds erg zwak beschubde spiegels en lederkarpers. Het gewicht was onbelangrijk, ik had nog nooit een driedubbele rijen gezien!… Hij, of zij, woog ergens over de 18 kilo. En dan vraag je je af, zoveel jaren later: “Zou jij nog leven schoonheid, en ben je niet een beetje verdikt?”…
Tim Troost schijnt na al die jaren nog altijd gedreven op karper te vissen maar wij hebben nooit meer kontakt gehad. Als je ‘t mocht lezen, Tim, het is nog altijd een supervis!…

In de reeks Nostalgie gecatalogeerd: de eerste trip naar Du Der. Phil Cottenier en ik hadden in het voorjaar van ’92 iets opgevangen over een groot Frans meer waar misschien enorme mogelijkheden lagen. Het sprak tot onze verbeelding en dus werd in de zomervakantie een trip gepland.
We vielen omver toen we ginds over de dijk stapten, want wij als kleine Belgen waren geen groot water gewoon. 50 hectare was voor ons al veel en dan slik je wel als er zo’n slok van zo’n 4.000 hectare voor jou ligt.
De tweede mogelijke stek die we aandeden verborg een paar karpervissers, en godverdomme, hier zat Lukske De Baets met aanhang… Dat was een hint, hier moest het zijn! Maar, we hadden geen zin in buurtzitten, dus reden we helemaal naar de overkant. Na enig gezoek en gepeil vonden we een mooie stek aan de rand van een ondergelopen bos. De boot kwam er niet meer aan de pas en we voerden boilies met onze throwing sticks, de stek vol én goed open (hmm, niet enkel Baetske viste toen al zo…). Het werd nachtwerk en iedere nacht konden we meerdere mooie vissen zakken. Het was een succes, maar de extreme hitte was moordend voor de karpers. We voelden instinctief aan dat tijdens het najaar enorme vangsten zouden kunnen…
Oktober. We vierden er allebei onze verjaardag. Phil op de derde en ik de zesde. In de modder. Wat was dat behelpen. Tegenwoordig zit iederen goed ingepikt te kamperen langs de waterkant maar toen leek het meer op een modderbad annex vermageringskuur/dieet. Pionieren, dat was het. En de actie, het ongewone wat nu zo gewoon is, deed ons verlangen naar nog méér.
We vingen ons te pletter, het stopte niet, dag en nacht. En hoe meer we met onze werppijp voerden, hoe meer vis we vingen.
Eén nacht hoorde ik Phil herhaaldelijk naar me roepen. Ik had een run, riep hij! Ik werd wakker en besefte dat ik al stond te drillen, al slapend… En naast me gilde een andere Optonic het uit en ik hoorde het niet meer. Zo vermoeiend dat karpervissen…
Aan de overkant zat Kevin Maddocks, die behoorlijk veel ving, en er uiteindelijk een film over maakte. Zo ongewoon was het niet, wij hadden er nog veel meer. Als ik me goed herinner, een goeie ton karper in zes dagen vissen. De agenda waar dit alles in genoteerd stond is al lang verloren, de vangsten ietwat vervaagd, en ach, wat maakt het uit. De grootste vissen waren een goede 19 kilo, absolute bakken in die periode.
Toen we terug thuis waren en het onze vrienden vertelden – ik herinner me het verbaasde gezicht van Darwin nog- geloofde niemand ons… Velen zouden ons volgen. Ik ben er pas 10 jaar later eens terug geweest.

Lang voor ik m’n eerste karperhengels kocht bleef er al eens een karpertje aan m’n haken hangen. Toen was het in West-Vlaanderen niet zo eenvoudig om een karper te vangen. Tenzij je die speciale karperputjes aandeed zoals Waregen-Stadium bijvoorbeeld…
Ik ging wel eens met m’n oom vissen en meestal was dit voorn/brasemvissen met de vaste hengel, op de boerebuiten. Zalige herinneringen heb ik daaraan en Nonkel José en Meester Oosterlinck zijn samen verantwoordelijk voor m’n sterk uitgedeinde passie.
Tijdens één van die uitstapjes zaten we aan een private volgelopen bomtrechter uit de wereldoorlog in het diep West-Vlaamse polderland. Ik zou begod niet meer weten waar het was. Het putje was goed bezet met allerlei soorten witvis en we vingen er ook mooie zeelten.
Steevast zetten we ook een bijhengel uit. Een werphengel (zonder steun, maar mét een pin) beaasd met een visje, deeg of een tros wormen. Een eenzame paling, snoekbaars of karper was het doel.
Die dag ging er aan de werphengel (ik meen op de foto een olijfgroene Lerc met Mitchell-molen te herkennen) een mooi petatje. Een klein gekookt aardappeltje in de schil gekookt. Wij fleurden dit op een klein dregje, en het petatje werd geruggesteund door een stukje hooi. Tegenwoordig zouden we dat een niet zo visvriendelijke rig noemen. En zo gebeurde het dat, als de waker traag tegen de hengel aanliep, er wel eens een karper zichzelf haakte en uiteindelijk in het te kleine netje kwam. Mooie zonnige tijden waren dit, zonder zorgen. De eerste geliefde moest nog sterven, het leven was nog lang en de karpers waren monsterachtig ‘groot’.
Zeg nou zelf: een fel oranje trainingsvest, felrode ribfluwelen broek en een paarse trui waren toch de uitgelezen kledij om op efficiënte wijze op karper te vissen, niet?… Ik zag het leven in ieder geval door een grote roze bril!…

1988 of daaromtrent. Ik had m’n gedacht gezet op een bepaalde vis. Een targetvis dus, en dat moet zowat de eerste en enige vis zijn die ik persoonlijk bejaagd heb. Ik wist dat hij op een piepklein putje rondzwom, het was hoogstens 100 meter lang en de helft breed. 12 kilo zwaar en voor mij (en de meeste andere karpervissers in die tijd) was dat toen héél wat. Wat een verschil bij de tegenwoordige mogelijkheden voor de jeugd! Het leek daarginds, omdat het zo klein was, gemakkelijk vissen maar het was niet! Terwijl het op het naburige kanaal voor mij liep als een trein, ontbrak het mij aan actie op het plasje. Particles, boilies en oppervlakteaas maakten geen verschil. Slechts héél sporadisch kwam een kleine karper in het net en ik twijfelde zelfs of de spiegel er rond zwom…
Het was alsof de vissen elk aangeboden aas pertinent weigerden.
Tot ik met ‘boil in the bag’ kubusjes aan de slag ging. Erg kruimige boilies die met de hand gesneden waren uit een groot blok gekookt boiliedeeg (in plastic verpakt). Ik had er één keer mee gevoerd, slechts een paar handjes, en de dag nadien ging ‘hij’ er na een uurtje vissen al aan. Missie geslaagd.

In vroegere jaren sprak men in West-Vlaanderen over ‘Groene Michels’, die zware sigaretten zonder filter… Nee, zelfs toen al voor mij geen sigaretten maar wel een Groene Lerc. Welk vissend kind van mijn leeftijd had midden jaren ’70 geen telescopische Groene Lerc? Wel vijf meter lang was dat ding, en de glasvezeltjes op de uiteindes prikten als naalden in je zonverbrandde tere vel! Trouwens, die ellenlange vijf meter werden kort na aankoop een paar decimeter ingekort toen Kokkie (Frank De Cock) er over reed met z’n fietsje. In het huidige reservaat van de Gavers van Harelbeke was dat, dertig en meer jaren geleden en ik zie het nog zo voor me. De plek waar je nu niet meer mag komen wegens te veel ‘groen’. Vogelreservaat. Toen was het enige wat je daar zag mijn groene Lerc. En het groen van de mooie baarzen die we daar toen vingen. Aan regenwormen…
De foto’s hieronder zijn m’n allereerste visfoto’s en ze stammen uit ongeveer de zelfde periode, aan het Kanaal Kortrijk-Bossuit. Die stek, het ‘Hol’ was jaren dé plek voor gigantische voornvangsten. En dat vooral later, in de winter van 1983 toen ik de winckle picker ontdekt had… Man, man, man… wat een tijden.
Die hengel heb ik nog steeds… ‘t is een relekwie van m’n aan het water vervlogen tijd…


Wat was er die dag gebeurd? Het terrarium van meester Oosterlinck had z’n geheimen prijsgegeven. De wel tien centimeter diepe en troebele poel in de klas van het vijfde leerjaar had bewoners! Dit had ik nooit bevroed onder die donkere spiegel in de Gemeenteschool van Zwevegem.

De klas van 1974

Meester Oosterlinck (rechts op de foto) was een flamboyante blonde maar ietwat stille reus, die met z’n verschijning ieder keer weer indruk maakte tussen de ingedommelde leraren van dit schooltje. Begin de seventies reed hij het dorp rond in een knalgele Matra Simca. Zo’n blitze bolide was indertijd héél wat in onze contreien. Het was de tijd van de felblauwe rolkraagtrui en het obligate donkerblauwe colbertjasje. Wij, jeugd, moesten het doen met korte broek, ribfluweel en duffelcoat… Ik zie die wagen nog zo voor me, in de zomer van 1974 stond hij te blinken op het gemeenteplein. De motorkap zinderde in het zonlicht en deed ons wegdromen in de schaduw van het standbeeld op het Toyeplein. Die zelfde meester bleek naast sport en wagens ook een ware natuurliefhebber te zijn, maar dit kwam pas later dat jaar aan het licht. In z’n klasje, met uitzicht op het lugubere kerkhof, stond een tot waterpoel omgevormde lessenaar. Fake, dat wel, maar nietemin vol leven. In mijn ogen was het een vijver, zo groot. Met een schepnetje viste hij op een namiddag, wanneer het allemaal niet zo nodig moest, eens in het rond. Ik had van m’n leven geen salamander gezien, en al zéker geen stekelbaars. Hoe zou ik, in m’n ganse buurt was er maar één beek, en die was toen al zonder leven. Zoals de meeste van onze West-Vlaamse beken. Die salamanders, die wiegelend met hun gele buiken en rode staarten vanuit onze handjes terug naar water zochten intrigeerden me enorm, maar uit de stilte die de meester meestal pleegde kregen we nooit te horen waar hij die mooie kriebelaars vandaan had.
Na enige tijd verhuisden de stekeltjes naar de vensterbank want we kregen een heus aquarium in de klas. De algen hadden er vrijspel in het zonlicht en posthoorn- noch poelslak had verweer tegen dit oprukkende oerwoud. Veelal keken we dus tegen schaduwtjes aan die spichtig door het water schoten. Zij en zij alleen zorgden er voor dat de door mij zo gehate turnzaal met z’n ellendige klimtouwen aan het zicht werd onttrokken. We kregen ook kennis van het voorbeeldige voortplantingsgedrag van deze lieflijke baarsjes. En na enige tijd in de troebelheid kregen de baarzen gezelschap. Alvers. Ze staken me de ogen uit. Deze zilverlingen, sober in verschijning, verblindden me. Het zou nooit meer overgaan. Het zilver van een vis. En de schittering van het water had me te pakken. Het kon alleen maar erger worden.
Meester Oosterlinck organiseerde wat later, op geheimzinnige en erg spannende wijze, een visstrip naar z’n onbekende visgronden aan de andere kant van het dorpje. De jeugd werd van schepnetjes en frêle bamboehengeltjes voorzien en we togen met z’n allen naar een putje niet groter dan een flinke koeienpoel. Tussen de krotten en oude fabriekspanden leek het wel een bomtrechter, zo diep lag dit wondere watertje. Twintig of wat kereltjes vistten er hun kleren nat en hun emmertjes vol met wondere creaturen. Alvertjes en salamanders. Verloren schubjes dwarrelden verstoord in het wervelende water. De moddergeur en die enorme hitte blijven me nu, meer dan dertig jaar later nog altijd bij.

Het pad lag effen en ik moest het bewandelen. Daar en alleen daar werd m’n vissershart tot kloppen aangemaand.

Spiegel van m’n jeugd

Rond die tijd verhuisden we naar een nieuwe wijk aan het kanaal. We hadden ook een heldere beek in de buurt en een mooie vijvertje. Vol met het nodige leven.
Geert Baillevier, die met z’n ouders ook in deze wijk was komen wonen, en toen amper drie, zou m’n visvriend worden. Alles kwam in een stroomversnelling. Nonkel José zou me de kneepjes van het echte vissersvak leren. Ik draaide door en op volle toeren. Het kanaal werd m’n leefwereld en buiten deze bestond er niet veel anders meer. Maar het putje waar we ooit de alvertjes vingen werd gedempt voor de verbreding van het kanaal. De krotten gingen plat. Een verbreding van onze horizonten. De stekken die alzo ontstonden waren top. We sleten er vele uren op voorn, paling en snoekbaars. Hennep en tarwe, maden, wormen en voorntjes…
Wisten wij veel dat nou net op deze welgekozen plek, geheel vrijwillig en vele jaren later, meester Oosterlinck in het water en uit het woelige leven zou stappen…


Ooit had een hengelverlof op een watertje van een drie à vier hectare te pakken gekregen. Dat was niet zo eenvoudig geweest, je kon beter op goede voet staan met de eigenaar om er te kunnen vissen. Ik wilde er kost wat kost vissen en via een karperkennis had ik foto’s gezien van wondermooie spiegeltjes. Niks speciaal groot, maar wel een prachtig oud bestand, én bijna allemaal met extreem veel hele kleine schubbetjes op de gouden flanken. Het merendeel van de vissen had ook vrij grote vinnen, wat te merken viel in de langdurige drils.
Ik had er een mooie tijd, op m’n alleentje. En kon er naar hartelust expirimenteren. Na verloop van tijd schatte ik het bestand op een goeie dertig vissen. De dikste, net boven de veertien kilo, ving ik uiteindelijk meermaals. Maar z’n vriendje, die ik toch regelmatig zag zwemmen in de hoek waar je niet mocht vissen, kreeg ik niet te pakken. Het verlangen was groot want de vis was erg mooi beschubd. Hij bleef de dans ontspringen, wat ik ook deed.
Eén zondagavond, ergens tegen de zomer aan, op een laat uurtje vissen net voor de drukke werkweek, was ik voor ‘t eerst aan de slag gegaan met tijgernoten. Dat was toen hét aas van het moment, en pas op mijn toneel verschenen. En ja zie, ze mochten die nootjes ook, en wie kwam er die avond ook lonken naar m’n net? Die mooie volschub, waar ik zo lang naar gesmacht had. Ben het vergeten maar ik dacht dat ie zo’n dertien kilo woog. Het bleek dat ik net geen camera bij had om het beest op dia vast te leggen… Na wat twijfelen vond ik er niks aan om het beest een dag in een bewaarzak te steken om hem nadien te kunnen fotograferen. Ik liet ‘m gaan, met de gedachte: ‘Jou krijg ik nog wel ‘s te pakken’. Maar, dat wist ik, dat kon best nog een paar jaar duren…
De volgende visbeurt echter, verhoorde de mooie vis m’n smachtende gebeden, en kwam spontaan aanbellen na een klein uurtje vissen. Lag hij in volle glorie in m’n net… Tijgernootjes vind ik toch zo lekker!…

Vermits ik de laatste tijd toch zo weinig ga vissen en dus weinig te vertellen heb, dacht ik er aan om een aantal verhaaltjes uit een ver verleden op te diepen. Sommige misschien grappig, andere eerder technisch of zomaar ‘gewoon gebeurd’. Hopelijk heeft u er dus wat aan. Ik noem ze ‘nostalgietjes’, en we steken al direct van wal met de eerste uit de reeks. Maak uw borst maar nat!

Bijna 20 jaar geleden wilde ik tijdens de drukke karper-hijs-tijd die ik aan de Gavers had nog iets extra. Een ander water, zonder druk, en zonder het verstoppertje spelen. Ik kwam uit bij de Kallemoeie in de buurt van Deinze. Mooie zandwinningsput, toendertijd ietwat vergeten en met een voor mij onbekend bestand. Na wat peilwerk vond ik een groot en mooi, zachtjes aflopend talud in de buurt van een schiereilandje. Ik vond de plek strategisch genoeg om daar van start te gaan, om kennis te maken met het water. Jammer genoeg mocht aan dit water helemaal niet gevist worden, dus was het wéér nachtjeswerk… Ik kon er mijn auto goed verstoppen in de bosjes achter m’n stekje. Het talud werd een week stevig en breed bevoerd met boilies en throwing stick en na een paar dagen deden de uitbundig springende vissen op de stek alvast het beste vermoeden.
Het liep inderdaad nadien gemakkelijk, erg gemakkelijk zelfs, met gave vissen tot zo’n dertien kilo als ik mij goed herinner.
Tijdens één van die zomernachten werd ik wakker op m’n bedchair, ik sliep onder de blote hemel, het was immers bloedheet. Dichtslaande portieren deden me aan ‘politie in het offensief’ denken. Nee, er stapte iemand rustig door de bosjes naar me toe, roerde wat in het water naast me, amper 15 meter verder. ‘Nee, hier liggen te veel stenen’: hoorde ik zeggen tegen een andere onbekende. Ze kwamen dus zwemmen, én ze verdwenen ook weer. De stilte viel terug in en wat later doezelde ik terug weg, gerustgesteld.
Het werd al terug flauw licht toen ik in de openstaande kofferbak van m’n Peugeot-tje ging zitten om mokje koffie uit te schenken. Zalig, met véél suiker.
Plots hoor ik geritsel, ik kijk op en staar recht in een stel borsten zoals ik er nooit van m’n leven nog zal zien. Absoluut, absoluut de grootste en zwaarste borsten die ik ooit zag passeerden mij op nog geen metertje afstand. Er ging een flink uit de kluiten en erg blote vrouw aan vast, die mij op dat moment (ik schrok natuurlijk) ook opmerkte… Ze wipte op, gaf een door merg en been gaande oerschreeuw en ging er in volle galop en extreem wiegelend vandoor, zonder ook maar een beetje rekening te houden met het volle struikgewas. Als een neushoorn stormde ze door de struiken weg. Verdwenen. Hallucinante borsten waren het. De dag was goed begonnen.

Maandag, een dag vrij. Altijd leuk als je aan de waterkant kan toeven terwijl de rest van België wroet. Ik had Geert Baillevier uitgenodigd om een dagje te vissen. Geert is één van m’n jeugdvrienden. Ik ken ‘m van als ie drie was, en wij zijn wat jaren later ook samen beginnen vissen aan het kanaal Kortrijk-Bossuit en de mooie ongeschonden ruige Gavers. Voorn en paling op het kanaal en die verdomd dikke baarzen op de Gavers. Mooie tijden, en ik kijk er erg nostalgisch op terug.
Geert werkt in het weekend. Zondagnacht, na z’n shift, reed hij om 4 uur naar me toe om zonder te slapen een dagje op karper te vissen aan het Fort.
Ik had sumier gevoederd, een drietal dagen. Sumier, omdat de watertemperatuur pijlsnel zakt, en de hoop op een vis al niet hoog lag.
Gunther had echter de dag ervoor gevist en wist toch twee vissen te strikken. Dus, we hadden toch een sprankeltje hoop. Het mocht weer ‘s niet zijn. De dag bleef visloos. Watertemperatuur 9° in het kantje.
Niet erg, want de herinneringen aan vroeger deden de dag zo voorbijvliegen. Zelfs de hengels die hij meehad deden me dromen, pure nostalgie. Afgebladerde Kevin Maddocks’ Dual Tapers… Twintig jaar oud, én ontelbare vissen verder.
Het kattekwaad dat we als kids en pubers uithaalden, onze favoriete stekken, de ufo die we ooit samen zagen (jejoat, da woas wa roars é!…) en dies méér. Ja Geert, het was één van die erg fijne dagen!
Z’n allereerste karperhengel bestond uit een 5 meter lange telescopische knalgele Lerc. De teleurstellingen met het brood, de zelfgekookte mais en het deeg als aas onder het pennetje… en de eerste verspeelde karpers aan een kanaal waar niemand op karper vistte… Alles zelf uitzoeken. Geen internet.
Ik zie de blauwe ruggen nog liggen tussen het zomerse wier op de ondiepe plaat aan onze achterdeur. Onvangbaar. Wisten wij veel. Kindertijd.



Ik sta ook versteld van de hoeveelheid mensen die m’n exploten via deze blog volgen, en het doet me plezier dat jullie er blijkbaar iets aan hebben, of het op z’n minst leuk vinden om het te lezen. Da’s trouwens de stimulans om er mee door te gaan.
Ook is het erg tof om aan het water aangesproken te worden door ‘wildvreemden’, die deze site blijken te kennen en er van genieten, leuk om kennis te maken met jullie!
Dus, bij deze, nogmaals thanks!

Het wordt tijd dat ik eens iets vang.
Maar, dan moet ik wel gaan vissen natuurlijk.
Volgende week mischien?